Agrariërs die percelen in eigendom hebben of pachten moeten deze registreren in het perceelsregister bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Perceelsregistratie voor agroforestry teeltsystemen
Er zijn verschillende gewascodes voor de teeltsystemen op deze website. Namelijk voor bos (zonder herplantplicht): gewascode 863; notenbomen: gewascode 2645; hoogstamboomgaard: gewascode 2628.
Voor biomassateelten zijn er twee verschillende gewascodes mogelijk afhankelijk van de soort boom en de maximale omlooptijd. Voor het registreren van wilgenplantages geldt de code 795 (Wilgenhakhout). Onder deze code worden alleen gronden opgegeven met boomsoorten behorende tot het geslacht wilg (Salix) met een maximale omlooptijd van vijf jaar. Voor biomassateelten van andere boomsoorten zoals populier of els moet de code 794 (Woudbomen met korte omlooptijd) worden gebruikt. Deze code is bestemd voor een beplanting met bomen met een omlooptijd van maximaal tien jaar bestemd voor de energieproductie.
Een agrariër die een wilgenplantage aanlegt op landbouwgrond in combinatie met een kippenuitloop, kan kiezen onder welke code hij de grond opgeeft, of een combinatie van verschillende relevante gewascodes opgeven. Grasland wordt opgegeven onder de codes 265 (blijvend grasland), 266 (tijdelijk grasland) of 331 (natuurlijk grasland, hoofdfunctie landbouw).
Zie voor meer informatie over de gecombineerde opgave de website van RVO.
Mestnormen
Wanneer een agroforestry teeltsysteem wordt aangelegd op gronden die tevens worden gebruikt voor beweiding, dan moet ook rekening worden gehouden met de diergebonden mestnormen. Er mogen niet méér dierlijke en andere meststoffen op de grond aangewend worden dan de gebruiksnormen die gelden voor dierlijke mest en fosfaat. Deze hoeveelheden zijn inclusief de mest die de dieren daarop produceren terwijl ze buiten lopen. Bij aanplant van bomen in een kippenuitloop kan de gewascode van de kippenuitloop (deels) wijzigen, het is daarom verstandig om na te gaan wat voor invloed dit heeft op de mestnorm voor de uitloop. De geldende norm is afhankelijk van de in de bodem aanwezige hoeveelheid fosfaat en de categorie waarin de bodem valt: laag, neutraal of hoog. Zie voor meer informatie over mestnormen de website van RVO.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Betalingsrechten
In het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid wordt aan de hand van de densiteitsregel bepaald of een perceel in aanmerking komt voor betalingsrechten. Bij 50 bomen of minder per ha is het mogelijk GLB-betalingsrechten te verkrijgen. Wanneer er meer dan 50 bomen per ha op het perceel aanwezig zijn komt het perceel niet in aanmerking voor betalingsrechten.
Er gelden enkele uitzonderingen:
- ‘Permanente gewassen’, dit zijn gewassen die geregeld een oogstbare product leveren: Fruit- en notenbomen.
- Hakhout (biomassateelt): wilgenhakhout met een omlooptijd van 5 jaar, waarbij geen meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt; Woudbomen met korte omlooptijd (10 jaar) bestemd voor energieproductie.
Voor agroforestry-teeltsystemen met meer dan 50 bomen per hectare, die niet onder bovenstaande uitzonderingen vallen, kunnen geen GLB-betalingsrechten verkregen worden. Dit gaat bijvoorbeeld om populierenteelt voor de productie van hout in kippenuitlopen. Het perceel wordt vanuit het GLB, ondanks dat er een productiefunctie op ligt, in dit geval als natuurgrond gezien, waarmee ook andere regels gelden voor bemesting.
Vergroeningsmaatregelen
Ondernemers die het volledige bedrag aan betalingsrechten willen verkrijgen, zijn verplicht vergroeningsmaatregelen te ondernemen. Er bestaan drie soorten vergroeningsmaatregelen: ‘gewasdiversificatie’, ‘permanent grasland’ en ‘ecologisch aandachtsgebied’ (afkorting: EA). Agroforestry-systemen met houtige gewassen kunnen niet als gewasdiversificatie maatregel opgegeven worden, dat kan alleen met éénjarige gewassen. Agroforestry-systemen met bomen in kippenuitlopen kunnen worden opgegeven als permanent grasland, maar alleen als het perceel onder landbouwgrond valt (max. 50 bomen per hectare). Alleen als bomen buiten het perceel, maar wel grenzend aan het bouwland, worden geplant komen ze in aanmerking als EA. Een uitzondering hierop zijn ‘boomgroepen in het veld’ tot maximaal 0.3 ha. Permanente gewassen die regelmatig een oogstbaar product leveren, zoals fruit- en notenbomen, kunnen ook niet gebruikt worden als EA. De enige uitzondering hierop is wilgenhakhout (biomassateelt), hiervoor geldt een weegfactor van 0,3. De omlooptijd mag dan maximaal 5 jaar zijn en er mogen geen meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden.
Kijk op de website van RVO voor meer informatie over vergroeningsmaatregelen.
Agrarisch natuurbeheer
Voor agrarische natuur- en landschapselementen is financiering mogelijk vanuit het stelsel Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb). Dit stelsel is gebaseerd op een collectieve gebiedsbenadering, waarbij ANV’s (Agrarische Natuur Verenigingen) in relevante gebieden (bijv. Natura2000) financiële ondersteuning krijgen voor het realiseren en onderhouden van agrarische natuur.
Vraag na bij de ANV in de buurt of bij de provincie of ANLb-subsidie in uw gebied mogelijk is.
Meer weten?
WUR, 2018. Factsheet Agroforestry. Bomen planten op landbouwgrond, wat mag ik?